Hoe ga je om met iemand die boos op je is?

Werkstress – hoe onplezierig ook – is een waardevol signaal dat er iets niet in orde is. Dat signaal stimuleert je tot een belangrijke verandering: vanuit dit gevoel bereik je uiteindelijk meer balans, creativiteit en effectiviteit in je werk.

De weg naar die verbetering ligt volgens Brigitte Durruty in onszelf, in ons brein. In Was het maar maandag leert Durruty je om het ‘intelligentste’ deel van jouw brein aan te boren. Om de hectische periodes te verlichten en ingewikkelde situaties de baas te zijn.

De onderstaande aanpak kun je toepassen op alle vormen van aanvalsreactie, of het nu gaat om iemand die geërgerd of om iemand die des duivels is. Het lastigst blijkt in dit geval om je niet op de kast te laten jagen door het agressieve gedrag van de ander. Denk eraan om rustig te blijven ademhalen en je te verankeren in de grond voor een zo vreedzaam mogelijke uitstraling.


  1. Luister allereerst aandachtig naar alles wat de ander te zeggen heeft.
  2. Ga in eerste instantie met hem mee en zeg: ‘Ik begrijp het. Ik snap dat je kwaad bent.’ Erken het onrecht: ‘Als ik het goed begrijp vond je, toen dit of dat gebeurde, dat… en dat vind je onterecht/ respectloos/onbevredigend.’ De magische woorden zijn dan: ‘Je hebt gelijk.’

Het doel is hier niet een discussie te beginnen over wie al dan niet gelijk heeft, maar de ander te kalmeren zodat hij uit zijn aanvalsmodus kan komen. De discussie komt pas later, als de ander weer rustig is. Als je iemand gelijk geeft, zal dat 1. zijn agressiviteit wegnemen zodat je hem 2. ertoe kunt brengen om te gaan nadenken. Vergeet niet dat boosheid een teken is dat we ons het slachtoffer voelen van onrecht. Als iemand dan zegt ‘je hebt gelijk’, is dat een erkenning van dat onrecht. Desnoods kun je je excuses aanbieden en erkennen dat je fout zat als dat ook zo was: ‘Ik heb me vergist. Sorry. Ik zie dat ik een fout heb gemaakt, het spijt me. Ik hoop dat je me het vergeeft.’ Of je kunt de verantwoordelijkheid delen: ‘Ik zie dat ook ik het mis had in dat en dat opzicht. Het spijt me. Ik zal het meteen rechtzetten.’

  1. Ga uit van de feiten. Vertel wat je kunt doen, heel concreet, zonder te liegen. Iemand die boos is heeft behoefte aan rechtvaardigheid, duidelijkheid en actie. Pas op: doe geen beloften die je niet kunt houden. Dat zal de ander in eerste instantie wel kalmeren maar dubbel zo kwaad maken als hij ontdekt dat je gelogen hebt. ‘Dit kan ik doen: (omschrijf je voorstel). Wat dat betreft kan ik niets doen, want dat valt niet onder mijn bevoegdheid, hoe vervelend ik het ook vind. Als het aan mij lag, dan… maar vanuit mijn positie heb ik niet de middelen om dat te doen. Dit zou ik concreet voor je kunnen doen (beschrijf je voorstel). Wat kan ik nog meer voor je doen (voor zover dat binnen mijn mogelijkheden ligt)?’