Moeder natuur geeft niets om ons

We stellen ons de natuur vaak te romantisch voor. In de natuur is alles harmonisch op elkaar afgestemd en in balans. Niets is minder waar, volgens filosoof Wouter Oudemans. In zijn nieuwe boek Moeder natuur: De plaats van de mens in de kosmos breekt hij een lans voor de kille en meedogenloze kant van het universum. Om je daarin te handhaven heb je ’membranen’ nodig. Dat geldt voor stenen, planten, dieren en mensen – en ook voor naties, aldus Oudemans.

Auteur Simon Gusman

Moeder natuur: De plaats van de mens in de kosmos – Wouter Oudemans – Ten Have –  352 blz.| € 29,99

Moeder natuur is ook als e-book verkrijgbaar!

Op een Gronings landgoed met levensgrote beelden van dinosaurussen, een spoorbaan en een survivalbaan woont emeritus hoogleraar filosofie Wouter Oudemans. Tussen de attracties verzorgt hij ook een bomentuin, met bijzondere soorten van over de gehele wereld. Zo houdt zijn landgoed het midden tussen een fraai natuurpark en een frivool pretpark. Die combinatie weerspiegelt de filosofie van Oudemans: alles is natuur, ook datgene wat wij als onnatuurlijk beschouwen. 

Wat is de verhouding van de mens tot de natuur?

‘De mens heeft de neiging om zichzelf te beschouwen als de heer van de aarde, als degene die de touwtjes in handen heeft, als degene die de natuur kan beheersen en beheren. Het feit dat mensen zich buiten de natuur proberen te plaatsen en het feit dat ze de natuur proberen te behouden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een beroemde filosoof als Rousseau, die stelde dat de natuur goed is en we dus dichter bij de natuur moeten komen te staan, geeft ons een volstrekt verkeerd beeld. We kunnen immers niet terug naar de natuur. Dat impliceert dat we er nu buiten staan en we zijn er juist altijd mee verbonden.’

In uw boek gebruikt u inzichten uit verschillende hoeken van de wetenschap. Hoe verhouden wetenschap en filosofie zich tot elkaar?

Ook wetenschappers bestuderen de natuur alsof zij er buiten staan. Ze boeken daarmee grote successen. We weten door wetenschap simpelweg heel goed hoe de natuur werkt. De grote vraag is echter wat dit betekent voor ons. De verduidelijking van de betekenis van wetenschappelijke inzichten voor het menselijk bestaan – dat is filosofie. Ik pretendeer niet alle wetenschappelijke inzichten in alle details te begrijpen, maar ik vraag me af wat deze inzichten betekenen voor de plaats van de mens in de kosmos. Daarbij zijn inzichten uit een hoop disciplines relevant, van de thermodynamica die zich bezig houdt met energie, tot de biologie die over alle levende wezens gaat.

Als een mens niet los van de natuur bestaat, hoe moeten we onszelf dan wel zien?

‘De mens heeft een membraan om zich heen. Onder “membraan” versta ik een veel breder begrip dan dat er meestal mee bedoeld wordt. In de biologie kennen we het als de omheining van een cel, maar we moeten het veel breder denken. Membranen zijn de selectief doorlatende vliezen die om dingen heen kunnen ze zitten en ze zijn een belangrijk onderdeel van onze werkelijkheid. De kosmos is een plek waar voortdurend energiestromen heen en waar gaan, en waar het gevaar voortdurend op de loer ligt: het gevaar om die energie kwijt te raken. Vandaar dat we membranen nodig hebben om te blijven voorbestaan.

Niets kan leven zonder dat het een halfdoorlatend membraam om zich heen heeft. Dit geldt voor zowel een individueel mens als een groep mensen. Om de tand des tijds te doorstaan moet een mens of groep altijd een onderscheid maken tussen wat het binnenlaat en wat het buitenlaat.

Universeel humanisme streeft er naar om de mensheid als één grote homogene groep te zien en maakt geen onderscheid tussen wie er bij de groep hoort en wie niet. Dat maakt de mensheid in feite membraanloos en daarom gedoemd om zichzelf ten gronde te richten. Die mensheid kent geen grenzen en verliest daardoor aan energie.’

Moeder natuur - Oudemans

‘Beschouw de aarde als een groot casino, waar je vanaf je geboorte in gedropt bent. Het casino beschikt over een overdaad aan cash – maar die is voor de spelers slechts mondjesmaat bestemd. Die moeten werken met de schaarse fiches die ze voortdurend verliezen en niet zomaar herkrijgen. Je kunt het casino niet eigener beweging verlaten, en toch word je zonder pardon naar de uitgang gedreven, zonder dat je weet wanneer je die bereikt.’ Meeslepend beschrijft Th.C.W. Oudemans in Moeder natuur hoe mensen niet alleen bepaald zijn door de levende, maar ook door de niet-levende natuur. Hierdoor zijn opgang en ondergang van mensen, samenlevingen en culturen, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Volgens Oudemans kan het hedendaagse Europese humanisme op de schroothoop, omdat het uiteindelijk tot zelfdestructie leidt. Oudemans houdt ons een spiegel voor die even verschrikkelijk is als fascinerend. Moeder natuur is diepgravend, ongemakkelijk en controversieel. Een groots opgezet filosofieboek dat ons vooral ook met onszelf confronteert.

Zijn er dan nog essentiële verschillen aan te wijzen tussen mensen en andere dingen die een membraan hebben?

‘Het idee dat er een essentieel verschil is tussen een menselijk subject en alle andere objecten in de wereld is een uitvinding van de moderne tijd. Het idee dat mensen kunnen bestaan als zelfstandige wezens hangt hiermee samen. Maar je staat niet op jezelf maar bent een medium tussen energiestromen. Als we zo over de mens denken, is het makkelijker om in te zien dat de mens niet essentieel te onderscheiden is van de andere membraanwezens.

Een goed voorbeeld is van de Duitse filosoof Leibniz die door de tuin wandelde met een prinses aan wie hij lesgaf. Er laait een discussie op over of er boomblaadjes bestaan die hetzelfde zijn. Toen gingen ze driftig zoeken en wat blijkt? Er is nooit een blaadje hetzelfde. Er is dus niet zoiets als een essentie van een blaadje, een set eigenschappen waar blaadjes aan moeten voldoen om een blad te zijn. Wat een blad is, is veranderlijk. Moeder natuur varieert continu. Ze transformeert, compliceert en vereenvoudigt zichzelf. Net zoals ieder blad anders is, is ieder membraanwezen anders. Een blad en een mens hebben beiden een membraan, maar zijn nooit identiek in hoe ze met energiestromen omgaan. Ze delen in dezelfde processen, maar spelen daar een andere rol in.

Kortom, de werkelijkheid bestaat voor een groot deel uit dingen met een membraan, omdat de werkelijkheid bestaat uit energiestromen. Echter, een essentieel onveranderlijk onderscheid tussen welke membraanwezens er zijn, kunnen we niet maken. Dit idee zien we sterk terug in de evolutietheorie van Darwin. Vroeger dacht men dat alle soorten onveranderlijk waren, maar nu weten we dat ze eigenlijk gradueel in elkaar evolueren. Dit betekent niet dat soorten niet tijdelijk bestaan: Een soort bestaat uit dieren die samen vruchtbaar nageslacht kunnen produceren. Of dat kan of niet, is veranderlijk. Er kunnen zich door de tijd heen soorten afsplitsen en zo ontstaan er nieuwe soorten, die omsloten worden door nieuwe membranen. Iedere soort is niets anders dan een tijdelijke constellatie van energie.’

Vanwege dat wereldbeeld keurt u natuurbehoud af. Hoe zit dat?

‘Mensen die natuurbehoud prediken zetten zichzelf buiten de natuur. Ze denken dat er ze zichzelf tegenover de natuur kunnen plaatsen en er vervolgens iets over kunnen zeggen. Maar dat kan helemaal niet want ze zijn zelf onderdeel van die natuur. Moeder natuur omvat alles, je komt nooit van haar af.’

Oudemans haalt het voorbeeld aan van de stikstofcrisis aan en van pogingen om heidelandschappen te beschermen tegen de grote hoeveelheden stikstof die in Nederland neerdalen. Zinloos, vindt Oudemans, want wat is er nu helemaal zo bijzonder aan heide? Liefhebbers vinden het plantje mooi maar voor de natuur zijn dat soort argumenten irrelevant. En in een land waar veel stikstof naar beneden komt, zijn behoudspogingen tot mislukken gedoemd:

‘Als ik daarover hoor, val ik van mijn stoel van het lachen. Het is gewoon conservatisme; het verlangen om terug te gaan naar vroeger. En het gaat om schuldgevoel ten opzichte van Moeder natuur. Maar je maakt de natuur helemaal niet kapot; alleen je eigen leefomgeving waarvan je toevallig houdt. ’

U werkt aan een boek waarin uw ideeën over membranen, de grenzen tussen objecten, toepast op landsgrenzen en de grenzen van Europa.

‘Nationalistisch cultuurbehoud vind ik ook voor domoren. Die mensen willen terug naar iets dat nooit bestaan heeft. Wat dat betreft is de parallel met natuurbehoud duidelijk: je kiest uit wat je toevallig mooi en comfortabel vindt en besluit dat dat koste wat kost moet blijven bestaan.

Toch is het onvermijdelijk dat je grenzen trekt om je eigen groep, want groepen hebben ook die membranen. Het verschil met arbitrair cultuurbehoud en je eigen groep is dan ook of je er zelf deel van uitmaakt of niet – dat wil zeggen, of je omsloten wordt door het membraan van de groep. Tot nu was de nationale staat een succesvolle manier om energiestromen te kanaliseren en energie van anderen af te pakken. Nou doen we dat laatste niet meer want Europa gebaseerd op universele waarden. Maar als universaliteit je identiteit is, dan heb je een verschrikkelijk probleem, want je kunt nooit meer zeggen dat iemand niet bij je hoort.

Als je bijvoorbeeld alle vluchtelingen toelaat, heb je niet genoeg energie om je welvaart te behouden. Wat mij betreft is dat geen politieke constatering over of we de grenzen moeten sluiten of niet. Het is simpelweg een beschrijving van hoe het er aan toe gaat. Wij hebben in Europa energie in de vorm van welvaart. We hebben niet de middelen om die welvaart met iedereen te delen en willen we die welvaart behouden, dan hebben we een membraan nodig dat mensen buiten houdt. Dat is de survival of the fittest, dat is hoe het nou eenmaal gaat. Ook dat is Moeder natuur.’

Er is wat u betreft één lijn te trekken door het hele universum, die begint bij de wetten van de thermodynamica en via de biologische natuur naar de huidige politiek gaat. Hoe ziet u dat?

‘Een van de belangrijkste inzichten ooit vind ik: als het universum niet zou uitdijen, zouden wij niet bestaan. Daarom is er energie en daarom is er leven. Een belangrijk begrip uit de thermodynamica is entropie. Dat is het idee dat naarmate het universum zich uitbreidt er een steeds grotere staat van wanorde komt. Vroeger, in de tijd van de Newtoniaans dynamica, dachten wetenschappers dat het universum uit min of meer vaste objecten bestond. Nu weten we dat die objecten slechts tijdelijke samenstellingen zijn die – door middel van membranen – zo lang mogelijk energie proberen vast te houden en zo voort te blijven bestaan. Totdat die energie weer van ze afgepakt wordt en het universum uitdijt naar nieuwe constellaties van energie.  Een mens is zo’n object, maar ook een plant, een ster of een land. Ook de vluchtelingenproblematiek is niet denkbaar zonder dat het heelal expandeert. Zo bizar is het. Ook een land is een samenstelling van energie die probeert zo lang mogelijk energie vast te houden. Moeder natuur zit vol potentiele energie. Ze is niet alleen wat er nu is, maar ook wat er niet is en nog kan komen. Ze bouwt even zo makkelijk als dat ze vernietigt. Voor mensen is het heel naar om te bedenken, maar zo is het. Het is één groot spel.

Daarom zeg ik ook dat je nooit precies weet hoe het universum in elkaar zit. Ik zag alleen: de ervaring leert dat als organisaties hun vermogen verliezen om hun energie te bewaren en te verdedigen ten opzichte van anderen, dan gaan ze eraan. Dat is nauwelijks een inzicht. Dat is een vanzelfsprekendheid.’