Omgaan met de dood – ‘Het is belangrijk om mensen te horen’

Marinus van den Berg heeft al tientallen succesvolle boeken geschreven en is een veelgevraagd spreker op lezingen en symposiums. Rode draad in zijn werk: omgaan met de dood moet je niet wegstoppen. In dit interview vertelt hij over hoe hij in aanraking kwam met dit thema en hoe hij te werk gaat.
Door: Sanne Peters

“Ik weet niet of ik op jonge leeftijd al erg in theologie geïnteresseerd was, want op die leeftijd wist ik nog niet goed wat theologie precies inhield. Van huis uit was ik erg met de katholieke kerk verbonden. In die kerk was er kleur en waren er veel beelden. Het was een soort walhalla. Dat fascineerde mij. Later, toen ik rond de twintig was, kreeg ik meer vragen over het geloof. Is het niet allemaal gezichtsbedrog en zijn al die beelden geen verbeelding? En hoe zit het met God? Wat zeggen mensen daarover en kan je daar wel iets over zeggen? Zulk soort vragen boeide mij erg.”

Wanneer bent u begonnen met schrijven?

“Toen ik op het seminarie zat, hadden wij een schoolblad waarvoor ik schreef. Sindsdien ben ik een beetje blijven schrijven, maar later toen ik een jaar of 23 was, heb ik een pax christi voettocht gedaan. Voor de leiding schreef ik een nota die ging over hoe je een goed gesprek voert. Ik schreef over zaken die ik mee had gemaakt en wat ik zag gebeuren.

‘Ik wil zo transparant mogelijk schrijven’

Een aantal jaar later ging ik naar de Verenigde Staten en daar schreef ik brieven aan mijn moeder en vrienden. Voor de universiteit moest ik papers schrijven. Vanuit het Grieks en Latijn was ik met schrijven gewend aan ingewikkelde zinnen, maar bij de papers moest ik eenvoudig schrijven. Ik zei toen: ‘ik wil zo schrijven dat ook mijn moeder het kan lezen.’ Dat heb ik nu nog: ik wil zo transparant mogelijk schrijven.”

‘Dicht op de dag’, het meest recente boek van Marinus van den Berg.

Bestel dit boek hier

U schrijft veel over afscheid, verlies en sterfte. Op welk moment in uw leven realiseerde u dat dit een belangrijk onderwerp is voor mensen?

“Tijdens het jaar dat ik in Amerika studeerde, volgde ik een cursus genaamd ‘patient as a teacher’. Daarbij bezocht ik een man van vierendertig jaar die leed aan nierfalen en drie keer per week naar het ziekenhuis moest voor een nierspoeling. Ik moest aan hem vragen hoe zijn leven was veranderd doordat hij chronisch patiënt was. Hij was mijn leraar en steeds moest ik hem zulke vragen stellen om daar verslag van te doen. Die man heeft een rol gespeeld in mijn keuze om over rouw te gaan schrijven. In het jaar dat ik afstudeerde, zeiden mensen dat ik in dat gebied iets moest doen, en zo ben ik in de wereld van verpleeghuizen terechtgekomen.

‘Het is voor mij fundamenteel om te weten wat anderen doormaken’

Het idee dat de patiënt mijn leraar is, heb ik altijd vastgehouden. Ik vind het zo belangrijk om van mensen te horen, ook nu in deze moeilijke tijd, en daar probeer ik woord aan te geven. Het is voor mij fundamenteel om te weten wat anderen doormaken. We kunnen nu niet bij elkaar zijn, maar er zijn wel andere dingen die we kunnen doen. Je kunt proberen iets te schrijven over de persoon of de situatie, je kunt een kaart sturen, maar laat in ieder geval iets horen.”

Inmiddels heeft u al tientallen boeken geschreven. Hoe komt u op ideeën?

“Daar heb ik elke dag last van. Ik ben een behoorlijke waarnemer en sla veel op. Ik heb veel aan verhalen, herinneringen, anekdotes en associaties maar ook aan mensen ontmoeten. Dat geeft mij steeds weer nieuwe ideeën. Ik heb ook al een idee voor volgend jaar. Dan wil ik een verzameling teksten uitgeven over de waarde van de dag. We gaan steeds meer met de dag leven. Dat zie je nu gebeuren, want we kunnen niet ver vooruit kijken. We moeten meer de waarde en de betekenis van de dag ontdekken.”

Hoe ziet uw schrijfproces eruit?

“Als ik wandel heb ik altijd een notitieboekje bij me. Daar schrijf ik een paar woorden in die ik bij thuiskomst al niet meer kan lezen. Dan ga ik achter mijn computer zitten en werk ik het uit. Ik heb ook een dagboek waarin ik ideeën schrijf. Veel gebeurt vrijwel direct achter de computer.

Als ik een boek schrijf, is het belangrijk dat ik de titel en een indeling helder heb. Als ik de hoofdstukken weet, dienen die als kapstok voor het boek. Dan ben ik voor mijn gevoel al op de helft.”