Ik ga hier in hoofdstuk 11 verder op in, maar voorlopig wil ik alleen maar zeggen dat schaamte een affect is en dat er weinig anders op zit dan affecten te ondergaan. Als iemand voor je neus sprong en je tegen de grond sloeg, zou je waarschijnlijk bang, boos of allebei zijn – maar je zou die affecten automatisch ervaren voor je het wist. Je onderbewuste en je lichaam weten eerder dan jij wat er gebeurt en ze reageren veel sneller dan iemand bewust zou kunnen. Eerst de respons en dan de reflectie. Affecten moeten ook sterk zijn. Ze heersen over ons door zich met hun ellebogen naar binnen te werken en schuiven ons vermogen om na te denken en te kiezen opzij. Vanuit evolutionair en overlevingsperspectief moeten affecten ons beschermen, maar ze kunnen ook op verbijsterende manieren tegen ons werken, en schaamte is daar een van. Schaamte heeft de neiging om onze hersenen en overtuigingen over onszelf en onze wereld om te vormen, en doet dat op een verborgen, stiekeme manier.
In hoofdstuk 1 heb ik besproken dat de officiële doodsoorzaak – het verhaal aan de oppervlakte – vaak afwijkt van de werkelijke oorzaak: trauma. Soms leidde de werkelijke doodsoorzaak tot de oorzaak die in de officiële verklaring staat aangegeven. Soms is de werkelijke doodsoorzaak de enige reden dat er überhaupt een verklaring komt. Als dat het geval is, zijn schaamte en haar handlangers altijd aanwezig. Wanneer mensen vroegtijdig overlijden, leert het ‘hoe’ daarvan ons vaak veel minder dan het ‘waarom’. Ik durf te beweren dat trauma veel vaker het waarom is dan we beseffen, en trauma gaat vrijwel altijd gepaard met schaamte.
Kinderen leren voortdurend. Als de lessen maar goed genoeg worden overgebracht, etsen ze zich in ons wezen en creëren de lenzen waardoor
we de wereld interpreteren. Dit gebeurt ook wanneer we ouder worden, maar in het algemeen geldt dat hoe jonger we zijn, hoe dieper de lessen ingeëtst worden en hoe prominenter de lens is. We leren van wat ons wordt onderwezen, van wat we observeren en van wat we ervaren. Hier volgen een paar voorbeelden van de uitwerking daarvan als het gaat om trauma.
• Een klein jongetje rent naar zijn vader wanneer hij hem wil vertellen dat hij ergens trots op is. Soms glimlacht zijn vader en zegt: ‘Goed zo,
knul!’ als reactie op een mooi cijfer of het gescoorde doelpunt, maar soms duwt zijn vader hem weg of slaat hem zelfs. De jongen probeert
er steeds maar achter te komen hoe hij een goede respons en geen pijnlijke kan krijgen, maar wat hij niet weet is dat zijn vader alcoholist is. De jongen leert dat hij geen invloed heeft op de manier waarop zijn vader op hem reageert – dat hij niet goed genoeg is om altijd een
aardige respons te krijgen en dat hij zonder het te weten een groot deel van de tijd wel heel slecht moet zijn.
• Een jong meisje wordt thuis met liefde en zorg omringd. Daar krijgt ze alles wat een kind zich maar kan wensen. Maar in de loop der tijd
komt ze erachter dat deze dingen in de buitenwereld, buiten haar huis, niet zo goed zijn – ze heeft een andere huidskleur dan de andere
kinderen op school, waar ze te horen krijgt dat ze raar eten eet en rare kleren aanheeft. Erger nog, niemand wil met haar spelen en de andere
kinderen fluisteren over haar en lachen haar vierkant uit. Het meisje probeert aardig te zijn en wil erbij horen, maar er verandert niets. En
zo leert ze dat alle goede dingen thuis eigenlijk slecht zijn en dat zij dus ook wel slecht moet zijn. Per slot van rekening denkt iedereen in
de buitenwereld dat.
In deze voorbeelden dragen de kinderen de last van de overtuiging dat ze op de een of andere manier slecht zijn, wat een vertekend beeld van zichzelf en de wereld tot gevolg heeft, waarin mogelijkheden worden uitgesloten en de levenslust afneemt. Dat is een lens die volledig wordt
vervormd door schaamte.
• Een tienerjongen heeft thuis niet veel en zijn ouders zijn altijd maar boos dat ze arm zijn, omdat andere mensen alle mooie banen hebben
ingepikt. Ze zeggen dat deze mensen het niet verdienen om hier te zijn, omdat ze in een ander land zijn geboren en dingen geloven die
tegen de leer van God ingaan. Zijn ouders verdienen beter, zeggen ze. En als ze meer geld hadden, zouden ze de sneakers, de fiets en de
mobiel voor hem kopen die hij wil, maar dat kunnen ze niet. De jongen is langer dan de andere kinderen op school en het voelt goed om
ze te intimideren en te slaan, vooral als ze uit gezinnen komen die sowieso niet in dit land zouden moeten zijn. Hij leert dat hij en zijn
familie goed zijn, maar dat de wereld niet eerlijk is. En omdat de wereld niet eerlijk is, krijgt zijn familie niet de goede dingen die ze
verdienen. Dat maakt het oké om de andere kinderen te intimideren, vooral de slechte.
Kinderen die opgroeien en te horen krijgen dat ze beter zijn dan andere, ontwikkelen een lens die het leed van anderen niet binnenlaat. En als ze de boodschap krijgen dat de goede dingen die ze verdienen hun worden ontzegd doordat anderen hen achtervolgen, zal die lens altijd gekleurd zijn met woede en ook schaamte. De schaamte ontstaat omdat de kans groter is dat ze in de problemen raken, het slechter doen op school en daarom worden geïdentificeerd als slecht en problematisch. En als ze geloven dat ze worden gekweld, kan dat ertoe leiden dat ze anderen aan de schandpaal nagelen, wat nog meer schaamte oplevert en het gevoel te worden achtervolgd nog verder versterkt.
• Een tienermeisje werkt hard en haalt hoge cijfers op school. Ze sport en doet vrijwilligerswerk in de gemeenschap. Haar familie en vrienden hebben haar altijd gesteund en beloond met lof voor deze prestaties, maar de laatste tijd is haar lichaam gaan veranderen. Nu lijken
de kinderen op school alleen nog maar geïnteresseerd in deze veranderingen. De groep meiden met wie ze altijd optrok, ontwijken haar
of maken haar belachelijk. Sommige jongens maken opmerkingen die ze niet begrijpt en soms grijpen ze haar op plekken waar je iemand niet hoort aan te raken, en niemand doet iets om ze tegen te houden. Het meisje leert dat goede cijfers, sport en vrijwilligerswerk uiteindelijk niet zo belangrijk zijn; of ze leert dat niemand je zal beschermen wanneer mensen dingen doen die je niet prettig vindt; of ze leert dat haar lichaam niet deugt; of ze leert dat ze zelf niet deugt.
Jonge mensen die lijden onder de last dat ze worden beoordeeld op dingen die niets te maken hebben met wie ze zijn of wat ze belangrijk vinden, kunnen de wereld gaan zien door een lens die is verduisterd door verwarring en teleurstelling. Daardoor wordt het voor hen veel moeilijker om hun identiteit en kwaliteiten op de juiste waarde te schatten en te waarderen, terwijl hun schaamte en wanhoop alleen maar toenemen.
• Een tienerjongen werkt hard, haalt goede cijfers, enzovoort. Maar bij zijn favoriete sportclub komt er een nieuwe coach die zijn geslachtsdelen aanraakt en tegen de jongen zegt dat hij uit het team wordt gezet als hij het niet geheim houdt. Als de man hem zo betast, krijgt hij verwarrende en angstige gevoelens. Hij probeert de coach op andere manieren blij te maken – door harder te trainen en meer goals
te scoren – maar het aanraken houdt niet op. De jongen leert dat het er niet toe doet hoe hard hij ergens aan werkt en dat hij slecht is
omdat hij zo verward en bang is. Hij gelooft de coach wanneer die de jongen zegt dat hij ondankbaar is omdat hij niet waardeert hoeveel
aandacht de coach hem geeft.
Paul Conti is psychiater en werkte aan de universiteiten van Stanford en Harvard, voordat hij zijn eigen kliniek in Portland, Oregon, begon. ‘Trauma. De verborgen epidemie’ is zijn eerste boek.