Achter de schermen: Hoe schrijf je een Ten Have-boek 2

Het afgelopen jaar las ik twee boeken van Ilja Leonard Pfeiffer: eerst Grand Hotel Europa en toen, enthousiast geworden, La Superba. Wat ik goed vond aan deze boeken is de manier waarop hij thema’s als het toenemende toerisme en de rol van Europa op het wereldtoneel enerzijds en de vluchtelingencrisis en onze eigen neiging om in het vreemde te trekken anderzijds op stilistisch meesterlijke wijze neerzet. Ik denk dat ik verder niet uiteen hoef te zetten hoe deze boeken in elkaar zitten. Wat ik hier kort wil uitlichten is de rol die de verteller, met dezelfde naam als de schrijver, in deze boeken speelt. Pfeiffer speelt een spel met de betrouwbaarheid van deze verteller en het vertelde. Nu weet ik weinig tot niets van het leven van deze schrijver, maar ik vermoed dat ik niet de enige ben die twijfels heeft bij de authenticiteit van de gebeurtenissen in deze boeken. En dat is uiteindelijk ook het literaire spel dat Pfeiffer speelt: in literatuur hoeft een verteller ook helemaal niet betrouwbaar te zijn, hier is in de verteltheorie zelfs een technische term voor, namelijk de ‘onbetrouwbare verteller’.

Ik haal deze twee boeken aan omdat ze een spel spelen met het tweede element dat ik wil toelichten in deze serie blogs over het Ten Have-boek: authenticiteit. Bij een Ten Have-boek zijn we altijd op zoek naar eerlijkheid en echtheid. Waar Pfeiffer de aandacht op vestigt is dat authenticiteit altijd geconstrueerd is. Zodra je gaat schrijven geef je het leven vorm. En dan verandert er wat, waardoor je wel zegt dat je authentiek bent, maar het tegelijkertijd ook niet meer bent. Mensen als Jacques Derrida en Paul De Man hebben oeuvres volgeschreven over de effecten van wat je de hypocrisie van het schrijven zou kunnen noemen (zie bijvoorbeeld hun teksten over de Bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau, de aartsvader van het authentiek schrijven over jezelf). Nu denk ik alleen dat er wel degelijk een authenticiteitseffect bestaat, al hoeft dat niet per se te zitten op het niveau van wat een ik-verteller debiteert. Bij Pfeiffer krijg ik bijvoorbeeld het gevoel met een authentieke stem te maken te hebben door de manier waarop hij schrijft. Alleen Pfeiffer schrijft zo en datzelfde geldt ook voor Derrida (bij De Man ben ik wat minder zeker…).

Maar hoe weet je nou wanneer iets authentiek is? Ik herinner me een gesprek met een socratisch filosoof van jaren geleden naar aanleiding van mijn eigen boek (ik schreef er in mijn vorige blog ook al over). Hij vond het allemaal heel interessant, maar was wel op zoek geweest naar mijn eigen motivatie om het boek te schrijven. Nu was die er wel degelijk, maar in een proefschrift is het niet gebruikelijk die op tafel te leggen. Maar het punt hier is dat mijn tekst kennelijk niet authentiek overkwam op deze lezer. Volgens mij zit daar de kern: authenticiteit in een tekst ontstaat in de manier waarop een tekst overkomt op een lezer. Dit is iets wat je als schrijver kunt vormgeven (zonder de garantie overigens dat het op iedere lezer als zodanig overkomt). Net zoals de belofte van een boek (waar ik eerder over schreef) is dit iets waar een uitgeverij een schrijver mee kan helpen. Het is als zodanig een criterium waarmee een goed boek van een slecht boek onderscheiden kan worden.

‘Die dag veranderde mijn leven’

Bij Ten Have proberen we boeken uit te geven die dit bewerkstelligen: ze geven de lezer het gevoel in contact te staan met een authentieke stem. Deze maand verschijnen er twee vertalingen die precies dit doen. De eerste is Waarom religie blijft van Elaine Pagels. Pagels is een gerenommeerde religiewetenschapper die grensverleggend onderzoek deed naar de oorsprong van het vroege christendom. Zij schreef bijvoorbeeld over de rol van de vrouw in die periode en ook over hoe de vrouw in verschillende redacties van de Bijbelteksten steeds meer gemarginaliseerd werd. Of over de rol die satan speelt in het geloof, namelijk als een manier om andersgelovigen te ‘demoniseren’. In haar werk gaat het steeds over de manier waarop religieuze teksten vorm geven aan de grote vragen van het menselijk bestaan. Deze teksten zijn als het ware gesitueerd tussen het eeuwige en het meest concreet-menselijke, ze geven er vorm aan, maken het begrijpelijk.

Waarom religie blijft is de autobiografie van Pagels. In dit boek laat zij voor het eerst zien hoe haar onderzoek samenliep met haar eigen leven. Zelf komt ze bijvoorbeeld uit een strikt seculier gezin, met een vader die een hekel had aan religie. Op een dag bezoekt ze een bijeenkomst van Billy Graham, een evangelist die massabijeenkomsten houdt en wordt geraakt door zijn betoog en de bijeenkomst zelf. ‘Die dag veranderde mijn leven’, schrijft ze, en het vormt het begin van een levenslange fascinatie voor het fenomeen, met pieken en dalen, aantrekking en twijfel, geloof en ongeloof. Pagels schrijft ook over de dood van haar zesjarige zoontje en, een jaar later, van haar man. Ze vertelt over de rouw die ze voelde en hoe ze deze dieptepunten weer langzaam te boven gekomen is. Hoe zij vervlochten raakten met haar academische werk. Wat mij aanspreekt in het boek van Pagels is de authenticiteit van het betoog. Zij laat op een heel invoelbare manier zien hoe de grote vragen van het leven altijd ook heel concreet en echt worden tijdens wat Christa Anbeek contrastmomenten noemt. Vormgegeven of niet, het boek van Pagels komt op mij volkomen eerlijk en echt over, en dat was een belangrijke reden om het uit te geven.

Een filosofische Knausgård

Een tweede boek dat ik hier nog wil bespreken is Met Nietzsche de bergen in van John Kaag. Kaag is filosofiedocent aan de Universiteit van Massachussets Lowell. In het boek dat we van hem uitgeven doet hij iets vrij ongebruikelijks: hij schrijft een boek over het leven van Nietzsche en verweeft dat met zijn eigen leven. Hij leeft Nietzsche als het ware na, vele jaren na dato. Hij laat zien hoe leven en denken van de grote besnorde filosoof altijd verweven zijn geweest. Willen we hem serieus nemen, dan zullen we zijn teksten en leven ook op ons eigen leven moeten betrekken. Kaag beschrijft in zijn boek twee reizen die hij maakte in de voetsporen van Nietzsche. De eerste keer als negentienjarige en de tweede keer als negendertigjarige. Twee verschillende momenten in zijn leven. Waar hij de eerste keer aan het begin staat van de volwassenheid, heeft hij de tweede keer al een echtscheiding achter de rug en heeft een tweede liefde gevonden en is sinds enige tijd vader. Nietzsche betekent op beide momenten iets anders voor hem. De eerste keer vindt hij in hem een non-conformistische denker met wie hij zich voorneemt nooit deel te nemen aan de middelmaat van de volwassenen. Met een suïcidaal twijfelmoment voor een ravijn als gevolg. De tweede keer is Nietzsche juist een denker die hem helpt om te gaan met de spanning tussen zijn kleinburgerlijke verplichtingen en zijn aspiraties groots en meeslepend te leven.

Uniek aan Kaag is manier waarop hij zijn eigen leven verweeft met de filosofie van Nietzsche. Er zijn weinig filosofen die me zo het gevoel geven te maken te hebben met een echt mens, met al zijn mooie en minder mooie kanten. Het is dan ook niet voor niets dat Kaag in The LA Review of Books met Karl Ove Knausgård wordt vergeleken. In Met Nietzsche de bergen in bewerkstelligt hij precies wat we bij Ten Have zoeken in een boek. Bij het lezen van dit bijzondere boek heb je steeds het gevoel aangesproken te worden door een echt mens. En natuurlijk gaat het om een bepaalde retoriek, een zekere stilering van die eerlijkheid, maar het effect blijft dat we dit gevoel krijgen. Naast de belofte van een boek is authenticiteit daarmee het tweede belangrijke element in een Ten Have-boek. Het is de vraag die we steeds stellen bij een boekvoorstel: geloven wij deze auteur?

Waarom religie blijft

Waarom bestaat religie nog in de 21e eeuw? Waarom geloven er nog zoveel mensen? En hoe vormen die religieuze tradities de manier waarop mensen hun leven leiden? Voor Elaine Pagels kregen deze vragen een nieuwe betekenis door een dubbel verlies in haar eigen leven: de dood van haar jonge zoon en, een jaar later, haar man. Tegen deze persoonlijke achtergrond schrijft zij over de grote religies en hun ideeën. Pagels laat zien hoe religieuze kaders onze emoties richting geven – of we nu geloven of niet.

€20,99

Bestel direct

Met Nietzsche de bergen in

Word wie je bent

John Kaag maakt in Met Nietzsche de bergen in twee filosofische reizen – als recalcitrante 19-jarige en als 36-jarige echtgenoot en vader. Tijdens beide reizen gaat Kaag al hikend op zoek naar de bronnen van Nietzsches filosofie en leven. Hij verweeft filosofische ontdekkingen met zijn eigen zoektocht naar een authentiek leven.De radicale ideeën van Nietzsche blijken verschillende dingen te betekenen tijdens verschillende momenten op de levensweg. En hiking blijkt de perfecte metafoor voor nietzscheaans leven: zelfs een flinke uitglijder maken is onmisbaar om te worden wie we zijn.

€20,99

Bestel direct